Bibliotheekcollega’s onder elkaar durven wel eens te klagen over hun imago. Wel eens? Eigenlijk doen we het al jaren, klagen over ons imago. “Status van ons beroep: nihil”, wordt er gezegd. En als je polst naar de motivatie van bibliotheekschoolstudenten of van kandidaten voor een bibliotheekvacature, krijg je vaak te horen dat ze uitkijken naar “een rustig jobke”. Van imago gesproken.
Natuurlijk kan niet elke medewerker evenveel visie hebben en even gepassioneerd met zijn job bezig zijn. Zo naiëf ben ik niet. Ik besef ook dat de meeste mensen gaan “werken om te leven” en niet “leven om te werken”. Alhoewel ik zelf vind dat leven en werken onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dus moet ik even slikken als ik voor de klas sta of een gesprek heb met een kandidaat voor een bibliotheekfunctie en “Ik lees graag” of “Ik zoek een rustige baan” te horen krijg.
Maar goed, dat belabberde imago, dat stellen we nu al zo veel jaren klagerig vast. De vraag is: wat doe je er aan? Soms vraag ik me af, of we er wel wat aan moeten doen. Misschien moeten we onze job gewoon naar behoren vervullen, dienstbaar. Er zijn als men ons nodig heeft. Achter de coulissen proactief aan de toekomst werken.
“Gaan waar de gebruiker gaat?” Dat doet me denken aan het begin van elke aflevering van Star Trek: “To boldly go where no man has gone before”.
Tenslotte: wat is tegenwoordig nog het imago van andere beroepen? Misschien bekommeren we ons te veel om het beeld dat de maatschappij van ons heeft en slagen we er daarom niet in om onze rol in die maatschappij van vandaag behoorlijk te (her)definiëren.
Misschien is het waar, wat de oude filosoof Aristoteles zei: “We zijn wat we herhaaldelijk doen.” Niet meer, maar zeker ook niet minder dan dat.
U begrijpt natuurlijk dat ik met dit stukje wat wil provoceren, u – zoals de vroedvrouw van Socrates – een reactie wil ontlokken. Ga uw gang!