Toen ik in oktober 2008 vertelde dat ik zou gaan lesgeven, beloofde ik om op mijn blog met enige regelmaat over mijn ervaringen met het lesgeven te schrijven. Door de drukte rond de lesvoorbereidingen en het lesgeven zelf is dat er niet van gekomen. Maar één keer per jaar is ook regelmatig, zou een collega van mij zeggen. Dus zal ik in een paar berichten terugblikken op de voorbije periode van februari tot en met april. Ik heb me in ieder geval al geëngageerd om ook volgend jaar te blijven lesgeven.
Aan het Centrum voor Volwassenenonderwijs Brussel geef ik in de Initiatie tot de Bibliotheek-, Documentatie- en Informatiekunde (BDI) de module Bibliotheekautomatisering. Tien lessen van vier lesuren elk. Ik heb slechts zes cursisten. Er waren er negen ingeschreven, maar drie ervan zijn nooit komen opdagen. Waarom? Geen idee. Een kleine groep is fijn om les aan te geven, maar zes is redelijk weinig. Tien zou beter zijn geweest.
’s Avonds lesgeven in het volwassenenonderwijs vraagt enige flexibiliteit. Cursisten kunnen vaak niet op tijd in de les zijn omdat ze overdag voltijds werken en dus recht van het werk naar de les komen. En dat geldt ook voor de docent. Al hebben ze slechts één keer een kwartiertje op me moeten wachten omdat ik vastzat op een vergadering waar ik echt niet zomaar kon weglopen. Tegenover die flexibiliteit staat een grote motivatie. Iedere cursist deed zijn best om zo veel mogelijk aanwezig te zijn en ik probeerde de beschikbare tijd zo optimaal mogelijk te besteden.
In de mate van het mogelijke heb ik ook een band met mijn cursisten proberen op te bouwen. Tijdens de koffiepauze ging ik nooit in de docentenkamer zitten, maar schoof ik gewoon mee aan om samen met hen in de kantine een koffie te drinken of een kom soep of een broodje te eten.
De officiële doelstellingen en leerinhouden van de module Bibliotheekautomatisering (en van alle modules in de initiatie) zijn summier gedefinieerd. Dat geeft je als docent een grote vrijheid, maar ook een grote verantwoordelijkheid. Het verplicht je om heel goed na te denken over de onderwerpen die je aan bod wilt laten komen – en welke niet. De initiatie is en blijft een beroepsopleiding. De lessen die je geeft moeten dus zo praktisch mogelijk zijn, gebaseerd op de ervaring. Theoretische aspecten raak je alleen aan als dat nodig is voor een goed begrip van de praktijk. Omdat het aantal lesuren beperkt is, kan je onmogelijk alles gaan uitdiepen.
Toen ik de lesopdracht aanvaardde, had ik me voorgenomen om alle lesvoorbereidingen klaar te hebben tegen de eerste les. Dat is me niet gelukt. Ik heb de voorbereidingen gaandeweg geschreven.
Als je lesgeeft val je natuurlijk terug op je eigen ervaring, maar die blijkt veel minder gestructureerd in je brein opgeslagen te zijn dan je wel zou willen. Je moet dus letterlijk alles op een rijtje zetten, beslissen welke aspecten je wel of niet zult behandelen, welke werkvormen je gebruikt. Je moet een goede mix maken van doceren, demonstreren, zelfstandige oefeningen en groepsgesprekken. Aangezien je de achtergrond en voorkennis van de cursisten niet kent (of die pas tijdens de eerste les bij een kennismaking leert kennen), moet je die mix vaak ad hoc samenstellen.
Een echt handboek heb ik niet gemaakt. Een vriend-oudleraar had me aangeraden om dat het eerste jaar niet te doen en zelf voelde ik ook wel aan dat ik beter op een wat lossere manier kon starten om het terrein en de mogelijkheden te verkennen. Het zijn dus presentaties geworden waarvan de cursisten telkens bij het begin van de les of erna een hand-out kregen. De presentaties heb ik aangevuld met live demonstraties, oefeningen en af en toe een document dat ik had samengesteld op basis van bestaande teksten. Voor een aantal lessen had ik ook illustratiemateriaal bij leveranciers opgevraagd.
Gelukkig was er in het leslokaal voor elke cursist een eigen computer met internetverbinding. Wel jammer dat er geen vaste beamer en een projectiescherm tegen de muur aanwezig waren, waardoor ik dit voor elke les telkens zelf weer moest opstellen (beamers en eventueel ook laptops waren via het secretariaat verkrijgbaar).
Ik weet niet of andere docenten dezelfde ervaring hebben, maar voor elk uur lesgeven had ik minstens ook een uur voorbereiding nodig. Voor elke avond lesgeven ben je dus een halve dag in de weer. Iemand die in het academisch onderwijs lesgeeft vertelde me dat lesvoorbereidingen van zes uur voor één uur les daar geen uitzondering zijn. Dan viel het bij mij dus wel mee.
Tijdens het lesgeven probeerde ik voor mezelf aantekeningen bij te houden over dingen die anders of beter zouden kunnen. Een beginnersfout is wellicht dat ik mijn lessen nogal vol heb gestopt. Ik besef dat het tempo op sommige momenten vrij hoog lag en dat ik misschien onvoldoende tijd nam om dingen nog eens te herhalen. Mijn bezorgdheid was echter om de cursisten in een nu eenmaal beperkt aantal lesuren toch zoveel mogelijk relevante kennis en ervaring mee te geven. Want voor velen onder hen zal deze kennismaking met Bibliotheekautomatisering misschien de eerste en enige zijn en blijven.
In een volgend bericht ga ik dieper in op de inhoud van de lessen zelf. Ondertussen ben ik natuurlijk benieuwd naar collega’s die ook lesgeven en hun ervaringen willen delen. Reacties zijn welkom.
Heel herkenbaar!