Le vain travail de voir divers pays

Op Brusselblogt.be woedt er al een dik half jaar een discussie over het rookverbod dat sinds 1 januari 2007 in restaurants van kracht is. Het heeft lang geduurd, maar na drieënveertig reacties en de toon die er daar inmiddels wordt aangeslagen kan ik me toch niet meer inhouden. Ik zal dus ook een bescheiden bijdrage aan deze discussie leveren. Ik betreur wel dat velen in deze discussie het nodig vinden om op de man (vrouw) in plaats van op de bal te spelen (wat aanvankelijk mijn voornaamste reden was om me niet in de discussie te mengen).

Over het rookverbod in restaurants gaat de discussie trouwens allang niet meer, maar soit. Dat de problematiek wat ruimer is geworden, maakt het misschien eenvoudiger om standpunten te formuleren.

Om te beginnen moet het mij van het hart dat men volgens mij in discussies altijd de neiging heeft de zaken eenvoudiger voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn. Ik weet wel, het menselijke brein heeft zo zijn beperkingen, maar toch… Een eerlijke discussie begint volgens mij met te erkennen dat de problematiek die ter discussie staat hoogstwaarschijnlijk veel complexer is dan men kan bevatten. Vereenvoudigen moet, uiteraard, anders is geen enkele discussie mogelijk, maar dan wel steeds met de gedachte dat zo’n vereenvoudiging slechts een model is van de werkelijkheid en niet de werkelijkheid zelf. Ik heb het gevoel dat in de discussie die nu aan de gang is, deze “nederigheid” vaak ontbreekt.

Bon, ter zake.

Ik lees verschillende argumenten over het gebruik van de auto. Als ik die argumenten min of meer samenvat dan is de conclusie: het gebruik van de auto voor privédoeleinden bij voorkeur zo veel mogelijk beperken (te voet gaan, de fiets en het openbaar vervoer gebruiken…); het gebruik van de auto voor professionele doeleinden (werk) vindt men eerder vanzelfsprekend en daaraan hoeft dus (in eerste instantie) niet te worden geraakt. U ziet het, mijn formulering is voorzichtig en van ronde haakjes voorzien. Wie de mening van anderen samenvat begeeft zich steeds op glad ijs.

In de vele argumenten lees ik ook tal van tegenstellingen van het soort “ik – zij”, “wij – zij”, “de mens – de natuur”… Ik zal niet beweren dat dergelijke tegenstellingen niet interessant kunnen zijn, maar als je over wereldwijde milieuproblemen wilt praten (want op dat punt zijn we in de discussie volgens mij ondertussen beland), dan zijn dergelijke tegenstellingen nauwelijks relevant. Volgens een bepaalde holistische visie is de mens niet de opponent van de natuur, maar er een onderdeel van. Wij (mensen) behoren tot de wereld, we zijn er niet louter te gast.

Terug naar onze auto. Laten we het probleem van die auto eens wat ruimer bekijken. Waar het om draait is de mobiliteit van de mens en de gevolgen van die mobiliteit voor het leefmilieu, voor onze wereld.

Als (in het theoretische geval dat ik een auto zou hebben) ik nu beslis dat ik vanavond in Parijs in Le Meurice wil dineren en in het hotel Raphael wil slapen, dan is dat geen probleem (alleen mijn portemonnee zal misschien wat tegensputteren). Anderhalve eeuw geleden was zoiets gewoon ondenkbaar. Om het minder ver te gaan zoeken: menigeen gebruikt zijn auto om enkele straten verder bij de bakker of de slager zijn boodschappen te doen, ’s morgens rijden we met z’n allen gezwind naar kantoor, de voyageur en de makelaar bezoekt zijn klanten met een BMW 3 Sedan. Jaarlijks rijden we met z’n allen naar de Ardennen, voor Londen nemen we de Eurostar, met het vliegtuig reizen we naar de Dominicaanse Republiek of de Marokkaanse Hoge Atlas. Anderhalve eeuw geleden hadden heel wat mensen nog nooit de zee gezien.

Kortom, we waren nooit zo mobiel als voorheen. Die mobiliteit heeft ons heel wat voordelen gebracht: we kunnen sneller ergens zijn en we hoeven dus minder op voorhand te plannen, we kunnen genieten van landschappen en van een klimaat dat we in ons eigen land niet vinden, we hebben kennisgemaakt met vreemde culturen en gewoonten, we hebben leren proeven van exotische keukens. In het verleden was dat uitsluitend weggelegd voor de happy few of voor de avontuurlijke ontdekkingsreiziger of conquistador. Vroeger was mijn dorp de wereld, nu is de wereld een dorp geworden. Gezellig, zo’n dorp, maar ten koste waarvan?

We leven als opgejaagd wild, onze dagen zijn goed gevuld want een excuus om stil te zitten is er niet meer. Met de auto ben je overal, direct. Een vriend uit Asse belt je op. Of je geen zin hebt om wat te gaan drinken vanavond? Als autobezitter heb je nauwelijks een excuus, want de afstand van 15 kilometer heb je in amper 20 minuten afgelegd. Wie geen auto heeft kan maar beter geen vrienden in Asse hebben. Wie zijn vakantie in eigen stad of land doorbrengt wordt vreemd bekeken. De wereld ligt voor je open man, wat blijf je toch thuis zitten kniezen? Wijlen mijn grootvader had al last van ’travellitis’. Toen ik hem als snotneus eens zei dat ik liever in eigen streek op reis ging in plaats van naar het buitenland te trekken, antwoordde hij me dat ik nog tijd genoeg zou hebben om de eigen streek te verkennen als ik oud en versleten zou zijn. Tja, had hij daar geen punt?

Wat kost die mobiliteit ons jaarlijks aan energie, aan fossiele en andere brandstoffen? En hoelang kan dat nog zo doorgaan? Hoeveel gevallen van astma en bronchitis kost ons dat (fijn stof in de lucht, weet u wel)? Hoeveel auto-ongevallen met al dan niet dodelijke afloop vinden er jaarlijks plaats?

Als we over mobiliteit spreken, dan spreken we niet over het probleem van de auto. We spreken over het probleem van een bepaalde mentaliteit, een manier van leven. De fundamentele vraag die we ons dus moeten stellen is niet wat de alternatieven voor het gebruik van de auto zijn (dit is uiteraard een belangrijk aspect, zoals in mijn besluit zal blijken), maar wel of we bereid zijn om onze mobiliteit terug te schroeven en daarmee onze manier van leven te veranderen? En als we daartoe bereid zijn, welke gevolgen heeft dat dan, onder andere voor wie we zijn als mensen in relatie tot onze soortgenoten in verafgelegen gebieden? Want ook het huidige mondiale politieke en economische bestel draagt het stempel van de mobiliteit.

Tot slot – ongetwijfeld wat kort door de bocht – een poging tot besluit. Persoonlijk denk ik dat het niet haalbaar is om de klok pakweg twee eeuwen terug te draaien en onze manier van leven drastisch te wijzigen. Dat er voor een mentale ommezwaai – volgens de kritiek van sommigen – geen politieke wil bestaat, is een vals argument. Ook bij de mensen op straat krijg je negenennegentig keer een njet. Men zal vragen of je van lotje bent getikt. Een algehele mentaliteitswijziging zit er dus niet in.

Wat kunnen we dan wel doen? Verstandiger gaan leven, alternatieve energievormen aanspreken, milieuvriendelijkere technologieën ontwikkelen. De mens is van nature een uitvinder, dus laten we doen waar we goed in zijn. Om de natuur en de aarde te beschermen? Nee, natuurlijk niet, ga weg met die sentimentele flauwekul. Om onszelf als soort te beschermen. Dat is ons enige doel, daarvoor zijn we geprogrammeerd, het is ons genetisch lot. Maar laten we toch steeds nederig blijven en beseffen dat de wereld waarop wij leven, en waarvan wij als mensensoort integraal deel uitmaken, een fragiel ecosysteem is dat het verdient om met zorg te worden behandeld. Laten we beseffen dat wij als mensensoort op dit ogenblik over de aarde krioelen als een hardnekkige kanker. En laten we dan tenslotte beseffen dat kankers die overwinnen een dood lichaam achterlaten, maar daarmee ook zelf een zekere dood tegemoet gaan. Als de aarde het voor bekeken houdt, betekent dat ook het einde voor de mens. Of zijn de sterren dan ons toevluchtsoord?

Update 1:

Ik lees net dat Al Gore, bekend van An Inconvenient Truth en de strijd tegen de opwarming van de aarde, tijdens het huwelijksdiner van zijn dochter de met uitsterven bedreigde Chileense zeebaars liet serveren. Gore reageerde nog niet op deze “uitschuiver”. Dit is een mooi voorbeeld van hoe complex de dingen wel zijn als je over ons ecosysteem praat. Had Gore moeten weten dat Chileense zeebaars bedreigd is? Ik weet het niet. Weet u dat wilde paling tegenwoordig zeldzaam is geworden en dat men overweegt om hem van de menukaart te schrappen? Staat u daar bij stil als u zondagnamiddag bij De Sifon in Damme samen met uw dierbaren een maaltje Paling in ’t Groen gaat eten? Ik niet. En u ook niet, als u eerlijk bent. Al Gore dus ook niet. Trouwens, “met uitsterven bedreigd” is nog wat anders dan “beschermd”. Politiek correct zijn is geen eenvoudige zaak, zoals u ziet.

Update 2:

En ondertussen prijst koning Albert in zijn toespraak ter gelegenheid van de Nationale Feestdag de “vele inspanningen om de interregionale mobiliteit van de werknemers te bevorderen” en staat hij erop “alle verantwoordelijken aan te moedigen die acties verder te zetten en te intensiveren.” Terwijl je volgens mij de mobiliteit aanzienlijk zou moeten beperken door er voor te zorgen dat mensen kunnen werken in de buurt waar ze wonen (of omgekeerd natuurlijk). Gedaan met het dagelijkse fileleed!

Le vain travail de voir divers pays (“Au lecteur” uit: ‘Microcosme’, Maurice Scève 1501?- 1563?)

Gepubliceerd door Patrick

Every day I'm a librarian ∞ Brusselaar met een Antwerps accent ∞ sapiophile ∞ filmliefhebber ∞ cum spe sed vigilanter (hopeful, but vigilant) ∞ 1080 Brussel ∞ 1080 Bruxelles.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *