We zijn wat we herhaaldelijk doen

Bibliotheekcollega’s onder elkaar durven wel eens te klagen over hun imago. Wel eens? Eigenlijk doen we het al jaren, klagen over ons imago. “Status van ons beroep: nihil”, wordt er gezegd. En als je polst naar de motivatie van bibliotheekschoolstudenten of van kandidaten voor een bibliotheekvacature, krijg je vaak te horen dat ze uitkijken naar “een rustig jobke”. Van imago gesproken.

Natuurlijk kan niet elke medewerker evenveel visie hebben en even gepassioneerd met zijn job bezig zijn. Zo naiëf ben ik niet. Ik besef ook dat de meeste mensen gaan “werken om te leven” en niet “leven om te werken”. Alhoewel ik zelf vind dat leven en werken onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dus moet ik even slikken als ik voor de klas sta of een gesprek heb met een kandidaat voor een bibliotheekfunctie en “Ik lees graag” of “Ik zoek een rustige baan” te horen krijg.

Maar goed, dat belabberde imago, dat stellen we nu al zo veel jaren klagerig vast. De vraag is: wat doe je er aan? Soms vraag ik me af, of we er wel wat aan moeten doen. Misschien moeten we onze job gewoon naar behoren vervullen, dienstbaar. Er zijn als men ons nodig heeft. Achter de coulissen proactief aan de toekomst werken.

“Gaan waar de gebruiker gaat?” Dat doet me denken aan het begin van elke aflevering van Star Trek: “To boldly go where no man has gone before”.

Tenslotte: wat is tegenwoordig nog het imago van andere beroepen? Misschien bekommeren we ons te veel om het beeld dat de maatschappij van ons heeft en slagen we er daarom niet in om onze rol in die maatschappij van vandaag behoorlijk te (her)definiëren.

Misschien is het waar, wat de oude filosoof Aristoteles zei: “We zijn wat we herhaaldelijk doen.” Niet meer, maar zeker ook niet minder dan dat.

U begrijpt natuurlijk dat ik met dit stukje wat wil provoceren, u – zoals de vroedvrouw van Socrates – een reactie wil ontlokken. Ga uw gang!

Verdeel en heers

In zijn stukje Van stok- en andere paardjes schrijft bibliothecaris Paul Wouters van Turnhout dat bibliothecarissen de moed moeten hebben om keuzes te maken omtrent “welke dienstverlening kwalitatief kan worden uitgebouwd met de beschikbare en/of te verwachten middelen.” Je moet ook kunnen kiezen, zegt hij, “welke taken zelf worden uitgevoerd of beter worden uitbesteed aan derden” en “welke opdrachten in samenwerking met andere bibliotheken of organisaties worden ingevuld.”

Paul heeft volkomen gelijk.

Een bibliotheek is…

Een [wetenschappelijke] bibliotheek is een persoon of, meestal, een groep van deskundige personen, die, met behulp van een collectie boeken en tijdschriften, audiovisuele materialen en elektronische bestanden, in samenwerking met andere soortgelijke instellingen inspeelt op en voorziet in de informatiebehoeften van de door haar te bedienen cliënteel. […] De beste bibliotheek is dus die bibliotheek die functionarissen met de hoogste deskundigheid tewerkstelt, de grootst mogelijke cohesie onder deze functionarissen weet te bereiken, de meest adequate collectie informatiedragers bezit, het meest alert is voor de gerechtvaardigde eisen van haar gebruikers en daar, in de best mogelijke verstandhouding met andere bibliotheken en gebruik makend van moderne technologische hulpmiddelen, het meest ‘cost effective’ aan voldoet.

Ludo Simons in: “Een visie op het beleid van de UFSIA-bibliotheek” (uit het Beleidsplan Centrale Bibliotheek, 1997-2000. – Antwerpen: UFSIA, 1997. – 17 p.)

Terug naar school

Is er “in dit tijdperk van presteren, tempo en geen tijd” * nog wel een plaats voor de eeuwige student? Nochtans… er is toch “levenslang leren”. De nood om je voortdurend bij te scholen is groot.

Ik heb altijd geweten dat ik een eeuwige student zou worden. Al toen ik op de middelbare school zat verkondigde ik dat ik minstens tot m’n veertigste zou studeren. Dat ik met zo’n uitspraak wat meewarig werd bekeken, ontging me toen volkomen.

Nu ja, ik heb al wat studiewatertjes doorzwommen. Ik was het ook gewend om studeren met werken te combineren. Vijf jaar avondonderwijs Duits deed ik in combinatie met een voltijdse job in de vastgoedsector (waar ik al lange dagen maakte). Ook de (toen nog) drie jaar bibliotheekgraduaat combineerde ik met die voltijdse baan. Maar na die beide studies hield ik het toch even voor bekeken. Een jaar of drie geleden begon ik met avondonderwijs Spaans, maar dat heb ik niet lang volgehouden. De docente lag me niet en ik kon de moed niet opbrengen om naast werk en vrijwillige inzet als secretaris van een vereniging (wat ik nog steeds doe) in de avondlijke uren en in het weekeinde in relatieve eenzaamheid nog een taal te studeren.

En toch… ga ik nu terug studeren.

Dan zat mijn dagtaak er om 17 uur op

Jacques T’Kindt, leraar van het jaar en 34 jaar in het onderwijs, in Klasse, nr. 197 (september 2009), p. 29:

In het begin van mijn loopbaan kreeg ik een job als bibliothecaris aangeboden. Dan zat mijn dagtaak er om 17 uur op. Maar extra werk heeft me nooit afgeschrikt.

Foei, meneer T’Kindt. Waarom komt u met zo’n cliché aanzetten? Denkt u dat alleen leerkrachten geen nine-to-fivejob hebben?

En collega’s-bibliothecarissen: misschien moeten we wat minder bescheiden zijn en ook elk jaar een bibliothecaris van het jaar verkiezen?